Reeds lang voor onze tijdrekening kende de kauri schelp een opmerkelijk gebruik als betaalmiddel en als teken van welvaart en macht. Hij behield deze status tot in de 20ste eeuw.
Alle eigenschappen die een economie van geld verwacht, zoals duurzaamheid, handigheid, herkenbaarheid en deelbaarheid zitten vervat in deze kleine schelp: in vergelijking met voedingswaren of veren die bijvoorbeeld ten prooi konden vallen aan ongedierte, doorstaan de schelpjes vlot het veelvuldig manipuleren; ze zijn klein en gemakkelijk overal mee te nemen; hun aantrekkelijke vorm en uitzicht bieden hen een perfecte bescherming tegen namaak; de schelpen hebben nagenoeg allemaal dezelfde vorm en grootte zodat tellen of wegen volstonden om de waarde van een betaling te bepalen.
De wet van vraag en aanbod, één van de economische basisregels, bepaalde ook grotendeels de waarde van de kauri. In afgelegen gebieden, ver verwijderd van zijn basisgebied of van belangrijke handelscentra, kon je met een paar kauri’s een koe kopen terwijl je op de Malediven zelf een paar honderdduizenden kauri’s nodig had voor één gouden dinar.
Arabische handelaars en de Europese kolonialisten hebben de kauri als betaalmiddel bij uitstek gepromoot bij de Afrikaanse stammen, oa om slaven, goud en andere goederen te verhandelen.